De geschiedenis van Hongarije begint aan het eind van de 9e eeuw, als de
Magyaren, afkomstig
uit de Oeral, zich onder aanvoering van vorst Árpád in
het land vestigen. Uit het huis Árpád stamt
de eerste koning, István de Heilige (1000 - 1038). De voor de
Kuvasz belangrijkste vorst,
Corwin Mátyás, regeert van 1458 tot 1490. Het houden
van een Kuvasz was in die dagen het
privilege van vorsten. De honden werden op hun landgoederen gefokt
voor de jacht op groot
wild. Tevens had de Kuvasz twee belangrijke taken:
1. de mensen te beschermen tegen twee- en vierbenige
vijanden.
2. de kudde te beschermen tegen roofdieren, die in die tijd regelmatig voor kwamen.
De witte kleur van de Kuvasz was hierbij heel belangrijk. De boeren
en herders konden zo ook
in het donker hun hond goed onderscheiden van de roofdieren, die het
op hun schapen gemunt
hadden. In de eerste helft van de 19e eeuw, door omstandigheden van
het land zelf, trokken de
landlopers en wolven, de vijanden van de veestapel, zich terug in het
hooggebergte. De behoefte
om een herdershond te hebben nam af. Meestal hield de herder de Kuvasz
uit traditie. De
Kuvasz kwam vanuit de Puszta naar de dorpen en bewaakte als erfhond
de huizen. Niemand
dacht meer aan zuiver fokken. Na de tweede wereldoorlog in 1945 is
men met een gering aantal
Kuvaszok opnieuw begonnen te fokken. Na de opstand in 1956 kreeg het
Kuvasz-bestand
opnieuw een grote klap. Daarna is men met een smalle basis opnieuw
begonnen.
|